Snabbeltje
Snabbeltje was een zielig geel pluisje, toen
Paul hem in het riet langs
de Ringvaart vond. Met zijn zakdoek om Snabbeltje heen, voor
de
warmte, hebben ze samen overal gezocht naar de moedereend
of
naar broertjes en zusjes. Maar toen het donker begon te
worden
heeft Paul Snabbeltje mee naar huis genomen.
„Kom maar Snabbeltje," zei hij en hij deed
de zakdoek nog wat dich-
ter om hem heen.
Meteen toen hij hem piepend in de modder
tussen het riet zag zit-
ten, wist hij dat hij hem Snabbeltje zou noemen. Dat is
allemaal
alweer een tijd geleden.
Snabbeltje is nu bijna een volwassen eend.
Wit, met een oranje sna-
vel waar altijd een lachje omheen krult. En hij woont bij Paul, in
een
houten hok naast de zandbak. Of woonde, maar dat kan Paul
nog
steeds niet geloven.
Snabbeltje deed niet zoals eenden doen. Hij
deed meer als een
hondje. Wanneer Paul op straat ging spelen, waggelde
Snabbeltje
kwakend achter hem aan. Iedere dag mocht hij van Paul even
zwem-
men in de Ringvaart. Paul liep op de kant en Snabbeltje
peddelde
met onzichtbare pootjes door het water. En ondertussen bleven
ze
elkaar aankijken. Tot Paul 'Kom maar Snabbeltje' riep en
Snabbeltje
meteen met een scherpe bocht naar hem toe kwam. Hij klauterde
de
kant op, schudde de druppeltjes van zijn staart en liep blij
kwakend
met Paul mee terug naar huis.
Snabbeltje kon zelfs klok kijken. Tenminste,
dat zou je zeggen, want
wanneer het bijna de tijd was dat Paul uit school zou komen,
stond
hij wiebelend op uit zijn kuiltje in het zand. Hij schudde zijn
veren,
poetste met zijn snavel zichzelf netjes in model en liep naar de
hoek
van de straat om Paul op te wachten.